Vanaf het moment dat ik in de eerste klas het geheim van de leesplank doorhad, zat ik aan een boek gekluisterd. Beter nog: meerdere boeken, minstens één per verdieping van ons rijtjeshuis.
Wie op dat tempo leest, is snel door zijn voorraad heen. Dus naar de boekenkast van de ouders. Als elfjarige werkte ik de ene na de andere Baantjer weg, daarna was Agatha Christie aan de beurt: En toen waren er nog maar… en De moord op Roger Ackroyd. Natuurlijk las ik ook nog allerlei andere boeken, maar de detective bleek een blijvertje.
Ook tijdens mijn studie kunstgeschiedenis en daarna de Postdoctorale Opleiding Journalistiek in Rotterdam had ik altijd een spannend boek onder handbereik.
Toen was er die dag dat alles op zijn plek viel. Bij de kunstredactie van De Telegraaf had ik inmiddels een bureaufunctie gekregen. We kwamen aan de praat over de verfilming van het werk van Sjöwall en Wahlöö. Ik vergeleek deze enthousiast met de boeken, waarop de chef kunst op het geniale idee kwam om mij voortaan de thrillers te laten recenseren. Dat was in 1993, de volgende dag werd er gebeld met de vraag wie van de kunstredactie Frederic Forsyth zou willen interviewen in Londen…
De rest is geschiedenis. Mijn band met de krant is definitief verbroken. Maar die met de spannende boeken nog lang niet. Veel plezier met Thrillers en Zo!